Universiteit Utrecht Faculteit Farmacie


Farmaceutische Analyse

Schriftelijke toets GRONDSTOFFENONDERZOEK 16 februari 1999

Raadpleeg ook de uitwerking van dit tentamen. Opmerkingen vooraf

Monografie theofylline-ethyleendiamine (bijlage 1) (33 pt)
Algemene kenmerken:

Identiteit

  1. Van welke stof wordt bij test A het smeltpunt bepaald? (2 pt)
  2. Bij test C wordt na een reactie met benzoylchloride (C6H5-CO-Cl) een smeltpunt bepaald. Beredeneer welke stof er ontstaat (structuurformule). (4 pt)
  3. Waarom laat de Pharmacopee bij de identiteitstests een test op water uitvoeren? (2 pt)
Zuiverheidstests (15 pt)
  1. Bij de test op verwante verbindingen worden de verontreinigingen gelimiteerd.
    Op de plaats van het percentage staat nu ***.
    Bereken het percentage wat aan verontreinigingen nog is toegestaan. (5 pt)
  2. Waarom wordt het watergehalte bepaald met de semi-micro methode (Karl Fischer) en niet door het bepalen van het droogverlies? (5 pt)
  3. Noem 2 mogelijke redenen waarom bij de test op zware metalen gekozen is voor test C en niet voor test A, terwijl theofylline-ethyleendiamine wel goed oplosbaar is in water. (5 pt)

Gehalte (10 pt)

  1. a) Waarom wordt voor het begin van de titratie van theofylline 0,1 M AgNO3 toegevoegd? (5 pt)
    b) Noem nog één andere methode om theofylline te kunnen titreren. (5 pt)

Monografie fenylefrine HCl (bijlage 2) (20 pt)

  1. Bij de synthese en zuivering bij de productie van een charge fenylefrine HCl is het niet gelukt om enkele verontreinigingen te verwijderen. Het gaat om de volgende stoffen:
    1. (R)-2-methylamino-1-(3-hydroxyphenyl)ethan-1-on
    2. fenylefrine base
    3. phenylpropanolamine HCl (zie bijlage 2 voor structuurformule)
    4. (S)-2-methylamino-1-(3-hydroxyphenyl)ethanol
    5. KOH
    Geef bij elk van deze stoffen aan bij welke testen in de monografie deze verontreinigingen kunnen worden opgespoord. Verklaar je antwoord. (20 pt)

Monografie glycerolmonostearaat 40-50 (bijlage 3) (47 pt)
Er is een nieuwe charge glycerolmonostearaat 40-50 binnengekomen. Helaas ontbreekt het bijbehorende analysecertificaat. Daarom wordt besloten om de grondstof in het eigen laboratorium opnieuw te onderzoeken.
De waarnemingen en/of resultaten van dit onderzoek staan hieronder weergeven.

Test

Waarneming / Resultaten

Identiteit

A.

B.

C.

smeltpunt: ca. 61 �C

papier met Nesslers reagens wordt donker (referentie idem)

smeltpunt: 59 �C

Zuiverheidstests

Zuurgetal

(bijlage 3)

Joodgetal

(bijlage 3)

 

Verzepingsgetal

Vrij glycerol

Sulfaatas

m1: 2,95

m2: 3,08

titer thio: 0,1004 M

blanco 1: 5,24 ml m1: 3,09 ml afgew. hvh.: 1,0092 g

blanco 2: 5,21 ml m2: 2,25 ml afgew. hvh.: 0,9953 g

niet uitgevoerd

5,3%

0,07%

Watergehalte

Mr oxaalzuur.2aq: 126,1

ox1: 45,9 mg KF-reagens: 3,27 ml

ox2: 43,2 mg KF-reagens: 2,88 ml

m1: 498,1 mg KF-reagens: 2,32 ml

m2: 502,4 mg KF-reagens: 2,45 ml

Gehalte

titer natriumthiosulfaat: 0,1027 M

blanco1: 26,14 ml

blanco2: 25,92 ml

m1: 20,57 ml afgew. hvh. = 401,3 mg

m2: 20,82 ml afgew. hvh. = 406,7 mg

  1. Geef op basis van de waarnemingen en resultaten een oordeel over deze charge glycerolmonostearaat 40-50. Laat zonodig door berekening zien wat de resultaten zijn en trek bij elke test een juiste conclusie.
    Moet deze charge goed-, her- of afgekeurd worden? (25 pt)
  2. Zowel het zuurgetal als het joodadditiegetal zijn zuiverheidscriteria.
    Welke verbindingen worden door deze vetgetallen gelimiteerd? (5 pt)
  3. Waarom wordt bij de gehaltebepaling van glycerolmonostearaat eerst het vrije glycerol verwijderd? (5 pt)
  4. Welke reacties treden erop bij de titratie van glycerolmonostearaat?
    Geef de reactievergelijkingen. (12 pt)


Farmaceutische Analyse 5e-jaar |

10 september 1999