Raadpleeg ook de uitwerking van dit tentamen.
Monografie Sulpiride (1997:1045), zie bijlage.
Appearance of solution
Vraag 1
: Beschrijf hoe de tests op helderheid en op kleur moeten worden uitgevoerd en beoordeeld. (5 pt)Related substances
Er is een monster van de grondstof onderzocht op related substances.
Voor de DLC-test (A) gebruikten we voor testoplossing (a) 203 mg van het monster, voor referentieoplossing (a) 19,7 mg sulpiride referentiestof en voor referentieoplossing (b) 5,2 mg sulpiride impurity A CRS. De oplossingen werden verder volgens voorschrift gemaakt met daarvoor geschikt glaswerk. In onderstaande tabel is het chromatogram beschreven.
Rf |
UV 254 nm |
zichtbaar licht |
|
Ta |
0,34 |
zeer intensieve uitdoving * |
zeer intensief donkerblauw/zwart |
0,56 |
niet te zien |
juist zichtbaar blauwpaars ** |
|
Tb |
0,36 |
intensieve uitdoving |
sterk blauwpaars |
Ra |
0,36 |
intensieve uitdoving |
sterk blauwpaars |
Rb |
0,56 |
nauwelijks zichtbaar |
duidelijk zichtbaar blauwpaars |
Rc |
0,57 |
niet te zien |
juist zichtbaar blauwpaars ** |
*: Deze vlek is erg groot en waaiert zowel uit naar hogere als naar lagere Rf-waarden.
** : Volgens de uitvoerende analiste heeft de vlek van Ta een iets geringere intensiteit dan die van Rc. Volgens de door haar geraadpleegde collega zijn de vlekken ongeveer even intensief.
Vraag 2: Mag voor het maken de verdunning voor testoplossing (b) een meetpipet en een maatcilinder gebruikt worden, of moet men met volpipet en maatkolf werken? (5 pt)
Vraag 3: Leg uit of de grondstof aan de eis (methode A) voldoet. (10 pt)
Vraag 4: Verklaar waarom de hoofdvlek er onder UV-254 uit ziet als onder * omschreven. (5 pt)
Vraag 5: Er wordt voor deze test een silicagel-plaat voorgeschreven met een fluorescentie-indicator. Onder welke voorwaarden is de test toch geldig als we een plaat gebruiken zonder fluorescentie-indicator? (5 pt)
Voor de HPLC-test (B) zijn de weegcijfers: 104,9 mg van het monster voor de testoplossing, 10,3 mg sulpiride en 9,7 mg sulpiride impurity B CRS voor referentieoplossing (b). De oplossingen werden verder weer volgens voorschrift gemaakt met daarvoor geschikt glaswerk. De HPLC werd m.b.v. referentieoplossing (a) volgens voorschrift ingesteld. Onderzoek m.b.v. referentieoplossing (b) leverde als resultaat een resolutie van 2,46.
De resultaten die vervolgens werden verkregen m.b.v. testoplossing en referentieoplossing (a) staan in de volgende tabel (oppervlak in tel-eenheeden van de integrator):
retentietijd (s) |
oppervlak |
|
testoplossing |
235 |
216 |
325 |
501 |
|
450 |
999999 |
|
479 |
1153 |
|
603 |
1911 |
|
2022 |
433 |
|
referentieoplossing (a) |
453 |
4150 |
2030 |
75 |
Vraag 6: Mag voor het maken van de testoplossing een meetpipet en een maatcilinder gebruikt worden, of moet men met volpipet en maatkolf werken? (5 pt)
Vraag 7: Leg uit of de grondstof aan de onder B gestelde eis voldoet. (15 pt)
Chlorides
Vraag 8
: Leg uit aan waarom in deze procedure gefiltreerd moet worden. (5 pt)Iron
Zie ook de omkaderde tekst van 2.4.9, hieronder, waarin de sterkte van de standaardoplossing staat aangegeven als
x ppm.Vraag 9: Bereken wat er in de Ph. Eur. op de plaats van
x zal staan. (5 pt)Vraag 10: De test op ijzer wordt hier voorafgegaan door "ignition" (gloeien). In andere monografieën (bv. pilocarpine HCl) wordt die stap achterwege gelaten. Geef een mogelijke verklaring voor dit verschil. (5 pt)
Vraag 11: Welke andere methode voor het bepalen van het ijzergehalte komt er voor als grensreactie in de Ph. Eur. ? (5 pt)
2.4.9. IRON Dissolve the prescribed quantity of the substance to be examined in water R and dilute to 10 ml with the same solvent or use 10 ml of the prescribed solution. Add 2 ml of a 200 g/l solution of citric acid R and 0.1 ml of thioglycollic acid R. Mix, make alkaline with ammonia R and dilute to 20 ml with water R. Prepare a standard in the same manner, using 10 ml of iron standard solution ( x ppm Fe) R.After 5 min, any pink colour in the test solution is not more intense than that in the standard. |
ASSAY
Vraag 12: Geef aan welke van de onder IMPURITIES genoemde verontreinigingen bij deze gehaltebepalingen wel mee worden bepaald, en welke niet. (5 pt)
Vraag 13: Waarom moet bij gebruik van het onderhavige titrans (perchloorzuur in azijnzuur) een temperatuurcorrectie worden toegepast, en waarom hoeft dat niet bij de "normale" titrantia in waterig milieu, en ook niet bij alcoholische NaOH? (10 pt)
Er is in duplo het gehalte bepaald van een monster van de grondstof sulpiride. Afgewogen: 254,3 resp. 247,0 mg. Verbruik aan 0,0997 M perchloorzuur was 7,45 resp. 7,22 ml. Er was geen temperatuurcorrectie nodig, want de temperatuur was bij titerstellen 20,9� C en bij de bepaling 20.8� C.
De bepaling van het droogverlies leverde als resultaat op 0,23%, doch hierbij moet worden aangetekend dat de bepaling uit tijdnood werd beëindigd toen het verschil tussen de laatste twee wegingen 0,6 mg was.
Vraag 14: Bereken het gehalte van de grondstof. (10 pt)
Vraag 15: Doe een gemotiveerde uitspraak over de vraag of het monster op het punt van droogverlies en gehalte voldoet aan de eisen van de monografie. (5 pt)