Raadpleeg ook de uitwerking van dit tentamen.
Als bijlage dient de monografie van warfarinenatriumclathraat geraadpleegd te worden.
DEFINITION/CHARACTERS (10 pt)
1. In onderstaand kader zijn ter vergelijking enkele delen van de monografie van warfarinenatrium (1997:0698) weergegeven. Geef een verklaring voor het verschil in eis voor het watergehalte in de monografie van deze grondstof en die van het clathraat.
WARFARIN SODIUMIDENTIFICATION ( 5 pt)
DEFINITION
Warfarin sodium contains not less than 98.0 per cent and not more than the equivalent of 102.0 per cent of sodium (RS)-2-oxo-3-(3-oxo-1-phenylbutyl)-2H-chromen-4-olate, calculated with reference to the anhydrous substance.CHARACTERS
A white powder, hygroscopic, very soluble in water and in alcohol, soluble in acetone, very slightly soluble in ether and in methylene chloride.TESTS (�)
Water (2.5.12). Not more than 4.0 per cent, determined on 0.750 g by the semi-micro determination of water.
TESTS
pH. (5 pt)
(5 pt)
3. Geef een verklaring voor het feit dat de oplossing van warfarinenatrium clathraat alkalisch is. Is het strikt nodig dat we hier koolzuurvrij water gebruiken?
Related substances. (10 pt)
4. In het voorschrift voor deze test is in de bijlage een concentratie onleesbaar gemaakt. Geef aan wat er op de plaats van het hekje (#) moet staan.
5. Wat is de bedoeling van de eis die m.b.t. referentieoplossing (c) wordt gesteld?
Phenolic ketones. (15 pt)
6. Waarom wordt hier de UV-meting in alkalisch milieu uitgevoerd?
7. Een mogelijke verontreiniging van de hier bedoelde soort is 1-[2-hydroxyphenyl]-3-phenyl-3-hydroxy-2-propen-1-on, waarvan bekend is dat de specifieke extinctie bij 385 nm in het hier beschreven oplosmiddel ongeveer 32 is. Geef met behulp van een berekening aan hoeveel procent van deze verbinding maximaal in de grondstof aanwezig mag zijn.
2-propanol. (15 pt) 8. Voor deze test hebben we de oplossingen nauwgezet gemaakt volgens voorschrift. De weegcijfers (mg) en de uitkomsten van de GLC-bepaling (retentietijd in s en piekoppervlak in intergratoreenheden) staan in de navolgende tabel. Bereken het gehalte aan 2-propanol en beoordeel de uitkomst (voldoet wel/niet).
Water. (10 pt)
afgewogen (mg)
retentietijd (s)
piekoppervlak
testoplossing (a)
253,1
313
26257
testoplossing (b)
497,4
312
424
22487
18999
referentieoplossing
314
425
23675
20202
CASUS (30 pt)
We hebben van de grondstof warfarine natrium clathraat (een andere zending dan die van vraag 8) een monster onderzocht. De resultaten van het onderzoek zijn hier weergegeven.
Met behulp van de tests B, D en E werd de identiteit ondubbelzinnig aangetoond als warfarine natrium clathraat. Vervolgens werden de tests en de gehaltebepalingen gedaan.
a. De onder appearance of solution voorgeschreven oplossing was een beetje troebeler dan water, maar duidelijk minder troebel dan referentiesuspensie I. De oplossing was even kleurloos als water.
b. De pH van de oplossing van 1,04 g grondstof in 100 ml koolzuurvrij water was 8,54.
c. Het bij de test related substances verkregen chromatogram vertoonde voor testoplossing (a) boven de intensieve hoofdvlek nog een vlekje. De intensiteit van deze nevenvlek was minder dan de vlek van referentieoplossing (a). Referentieoplossing (c) vertoonde twee gescheiden vlekken.
d. Bij de test phenolic ketones werd 1,29 g grondstof afgewogen. Er werd uiteindelijk bij 385 nm een extinctie gemeten van 0,03.
e. De bepaling van het gehalte aan 2-propanol leverde waarden op van 8,2 en 8,3%.
f. De bepaling van het gehalte aan water leverde uitkomsten op van 0,08 en 0,07%.
g. Voor de ASSAY hebben we afgewogen 98,9 resp. 103,9 mg grondstof. De extincties bij 308 nm van de uiteindelijk te meten verdunningen waren 0,385 resp. 0,400.
11. Geef voor a t/m f de afzonderlijke deelconclusies. Bereken uit g. het gehalte en trek de uiteindelijke conclusie m.b.t. de grondstof in termen van goedkeuren, afkeuren of anderszins.
Bijlage 1: Monografie van warfarinenatriumclathraat
Warfarinum natricum clathratum
DEFINITION
Warfarin sodium clathrate contains not less than 98.0 per cent and not more than the equivalent of 102.0 per cent of sodium (RS)-2-oxo-3-(3-oxo-1-phenylbutyl)-2H-chromen-4-olate, calculated with reference to the anhydrous, 2-propanol-free substance. Warfarin sodium clathrate contains approximately 92 per cent of warfarin sodium. It consists of warfarin sodium and 2-propanol (molecular proportions 2:1) in the form of a clathrate. It contains not less than 8.0 per cent and not more than 8.5 per cent of 2-propanol.
CHARACTERS
A white powder, very soluble in water, freely soluble in alcohol, soluble in acetone, very slightly soluble in ether and in methylene chloride.
IDENTIFICATION
First identification: B, D, E.
Second identification: A, C, D, E.
A. Dissolve 1 g in 25 ml of water R, add 2 ml of dilute hydrochloric acid R and filter. Reserve the filtrate for identification test E. The precipitate, washed with water R and dried at 100 �C to 105 �C, melts (2.2.14) at 159 �C to 163 �C.
B. Dissolve 1 g in 25 ml of water R, add 2 ml of dilute hydrochloric acid R and filter. Reserve the filtrate for identification test E. Examine the precipitate by infrared absorption spectrophotometry (2.2.24) comparing with the spectrum obtained with the precipitate prepared in the same manner from warfarin sodium CRS[Acrobat][WWW].
C. Examine the chromatograms obtained in the test for related substances. The principal spot in the chromatogram obtained with test solution (b) is similar in position and size to the principal spot in the chromatogram obtained with reference solution (b).
D. Dissolve 1 g in 10 ml of water R, add 5 ml of nitric acid R and filter. To the filtrate add 2 ml of potassium dichromate solution R1 and shake for 5 min. Allow to stand for 20 min. The solution is greenish-blue when compared with a blank.
E. The filtrate obtained in identification test A or B gives reaction (b) of sodium (2.3.1).
TESTS
Appearance of solution. Dissolve 1.0 g in water R and dilute to 20 ml with the same solvent. The solution is clear (2.2.1) and colourless (Method II, 2.2.2).
pH (2.2.3). Dissolve 1.0 g in carbon dioxide-free water R and dilute to 100 ml with the same solvent. The pH of the solution is 7.6 to 8.6.
Related substances. Examine by thin-layer chromatography (2.2.27), using silica gel GF254 R as the coating substance.
Test solution (a). Dissolve 0.20 g of the substance to be examined in acetone R and dilute to 10 ml with the same solvent.
Test solution (b). Dilute 2 ml of test solution (a) to 10 ml with acetone R.
Reference solution (a). Dilute 1 ml of test solution (b) to 200 ml with acetone R.
Reference solution (b). Dissolve 40 mg of warfarin sodium CRSAcrobat][WWW] in acetone R and dilute to 10 ml with the same solvent.
Reference solution (c). Dissolve 10 mg of acenocoumarol CRS[Acrobat][WWW] in acetone R, add 1 ml of test solution (a) and dilute to 10 ml with acetone R.
Apply separately to the plate 20 ml of each solution. Develop over a path of 15 cm using a mixture of 20 volumes of glacial acetic acid R, 50 volumes of chloroform R and 50 volumes of cyclohexane R. Allow the plate to dry in air and examine in ultraviolet light at 254 nm. Any spot in the chromatogram obtained with test solution (a), apart from the principal spot, is not more intense than the spot in the chromatogram obtained with reference solution (a) (# per cent). The test is not valid unless the chromatogram obtained with reference solution (c) shows two clearly separated spots and the chromatogram obtained with reference solution (a) shows a clearly visible spot.
Phenolic ketones. Dissolve 1.25 g in a 50 g/l solution of sodium hydroxide R and dilute to 10.0 ml with the same solvent. The absorbance (2.2.25), measured at 385 nm within 15 min of preparing the solution, is not greater than 0.20.
2-Propanol. 8.0 per cent m/m to 8.5 per cent m/m, determined by gas chromatography (2.2.28) using propanol R as internal standard.
Internal standard solution. Dilute 1.0 ml of propanol R to 200.0 ml with water R.
Test solution(a). Dissolve 0.250 g of the substance to be examined in water R and dilute to 5.0 ml with the same solvent.
Test solution(b). Dissolve 0.50 g of the substance to be examined in the internal standard solution and dilute to 10.0 ml with the internal standard solution.
Reference solution. Dilute 0.50 ml of 2-propanol R to 100.0 ml with the internal standard solution.
The chromatographic procedure may be carried out using:
- a column 1.5 m long and 4 mm in internal diameter packed with ethylvinylbenzene-divinylbenzene copolymer R (125 mm to 150 mm),Water (2.5.12). Not more than 0.1 per cent, determined on 2.500 g by the semi-micro determination of water.
- nitrogen for chromatography R as the carrier gas at a flow rate of 40 ml per minute,
- a flame-ionisation detector,
maintaining the temperature of the column at 150 �C, that of the injection port at 180 �C and that of the detector at 200 �C. Inject the selected volumes of the test solutions and the reference solution. Calculate the content of 2-propanol taking its density at 20 �C to be 0.785 g/ml.
ASSAY
Dissolve 0.1000 g in 0.01 M sodium hydroxide and dilute to 100.0 ml with the same solvent. Dilute 10.0 ml of this solution to 100.0 ml with 0.01 M sodium hydroxide. Dilute 10.0 ml of the latter solution to 100.0 ml with 0.01 M sodium hydroxide. Measure the absorbance (2.2.25) at the maximum at 308 nm.
Calculate the content of C19H15NaO4 taking the specific absorbance to be 431.
STORAGE
Store in an airtight container, protected from light.
2 mei 2000
Staf Farmaceutische Analyse 5e-jaar