Raadpleeg ook de uitwerking van dit tentamen.
Beantwoord de onderstaande vragen en licht de antwoorden toe, ook wanneer dat niet expliciet gevraagd wordt.
Bij de beoordeling worden tellen alle 20 deelvragen even zwaar.
Vraag 1
Een student heeft op het practicum recepteerkunde 30 capsules gemaakt van de volgende samenstelling:Binnen het kader van geïntegreerd onderwijs wordt aan een tweede student gevraagd een onderzoek te doen naar de gelijkmatigheid van gehalte van deze capsules. Hij onderzoekt hiervoor tien capsules door de inhoud van elk van de capsules afzonderlijk kwantitatief over te brengen in een maatkolf en met methanol tot 50,0 ml aan te vullen. Na omschudden filtreert hij de verkregen oplossing en vult 10,0 ml hiervan aan tot 50,0 ml. Hij meet de extinctie van de verkregen oplossing bij 253 nm en vindt de volgende gehalten:
- medazepam 5 mg
- microkristallijne cellulose q.s. ad capsules nr 2
capsule |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
gehalte in mg |
2,56 |
4,94 |
2,84 |
2,94 |
3,11 |
1,98 |
2,50 |
2,15 |
2,23 |
3,52 |
a: Is het correct om hier op de gevonden uitkomsten een Q-test toe te passen ?
b: Bereken het gemiddeld gehalte en de standaard deviatie in het gehalte van de capsules.
c: Wijkt het gevonden gemiddeld gehalte significant (95 % betrouwbaarheidsinterval) af van het gedeclareerde gehalte ?
d: Aan welke eisen moeten deze tien capsules voldoen met betrekking tot de gelijkmatigheid van gehalte (uniformity of content volgens de Europese Farmacopee) ? Voldoen de capsules, gezien de analyse-uitkomsten, aan deze eis ?
e: Wat is het gemiddelde van de extincties die deze student heeft gemeten ? Is de voor de meting gekozen verdunning correct ?
De student die de capsules bereid heeft gaat niet accoord met de uitkomsten van deze analyse. Zij is van mening, dat zij de capsules wel degelijk op correcte wijze bereid heeft. Haar recepteerkunde-docent, die in het kader van de registratie volgens de opiumwet haar weging gecontroleerd heeft, verklaart dat wel degelijk de correcte hoeveelheid is afgewogen en verwerkt. Bovendien heeft de docent de indruk dat de student de bereiding juist heeft uitgevoerd. Zij vragen zich af of er wellicht ontleding opgetreden is tijdens de analyse.
Een derde student wordt ingeschakeld om de analyseresultaten te controleren. Omdat de voor de extinctiemetingen gebruikte oplossingen nog niet weggegooid zijn analyseert zij deze met HPLC. Zij vindt hierbij de volgende uitkomsten:
capsule |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
gehalte in mg |
2,53 |
4,94 |
2,73 |
2,88 |
3,02 |
2,02 |
2,45 |
2,19 |
2,27 |
3,48 |
f: Verschillen de uitkomsten van de HPLC analyses significant (95% betrouwbaarheidsinterval) van die van de UV-metingen ?
g: Geven de uitkomsten van de HPLC en UV-bepalingen aanleiding om het optreden van ontleding tijdens de analyse te veronderstellen ?
h: - Is er een analytische verklaring voor de afwijking tussen het gevonden gehalte en het gedeclareerde gehalte mogelijk ?
- Vormen de op deze wijze uitgevoerde HPLC-analyses een aanvaardbare manier om de uitkomsten van de UV-bepalingen te controleren en om uitsluitsel te geven over het werkelijke gehalte van de capsules ?
Vraag 2
In een cetomacrogolcrème is 2% fenoxyethanol verwerkt.
a. Geef aan op welke wijze deze stof uit deze matrix geïsoleerd (dus niet opgelost in een of andere oplosmiddelcombinatie !) zou kunnen worden, voorafgaande aan een HPLC-bepaling.
b. Beschrijf een gaschromatografische methode om de aanwezigheid van de crèmebestandelen cetostearylalcohol, cetiol en sorbitol aan te tonen.
c. Geef aan wat er bij de genoemde gaschromatografische analyse met het fenoxyethanol gebeurt.
d. Welke pKa waarde verwacht u voor fenoxyethanol ?
e. Beredeneer welk van de onderstaande loopmiddelen voor de analyse van fenoxyethanol het zinvolst is:
40% methanol waaraan 10 mM perchloorzuur is toegevoegd, of
40% methanol
f. Is voor deze bepaling een Select-B kolom noodzakelijk of kan met een RP18 kolom volstaan worden. ?
Vraag 3
Volgens het onderstaand bereidingsvoorschrift is een infuusvloeistof bereid:
- calciumchloride (watervrij) 0,25 g
- kaliumchloride 0,2 g
- natriumchloride 8,6 g
- glucose (watervrij) 50 g
- gedestilleerd water tot 1000 ml
- Voor het analytisch onderzoek van dit infuus is een monster van 50 ml beschikbaar.
a. Is het mogelijk om in dit infuus de kaliumionen aan te tonen met de in de bijlage beschreven serie reacties ? Wat is de functie van de reactie met het natriumcarbonaat en het natriumsulfide ?
b. Geef een methode om in dit infuus het gehalte aan calcium te bepalen.
c. Geef een methode om in dit infuus de identiteit van de calciumionen te bepalen.
d. Geef een methode om in dit infuus het gehalte aan chloride te bepalen.
e. Geef een methode om in dit infuus de identiteit van de glucose te bepalen.
f. Geef een methode om in dit infuus het gehalte van de glucose te bepalen.
Bijlage
Medazepam
FenoxyethanolMR 300.7
UV-spectrum Specifieke extinctie 860 (bij 253 nm)pKa 6.2
MR
Cetomacrogolcrème:
Identification potassium
Dissolve 0.1 g of the substance to be examined in 2 ml of water. Add 1 ml of sodium carbonate solution R and heat. No precipitate is formed. Add to the hot solution 0.05 ml of sodium sulphide solution R. No precipitate is formed. Cool in iced water and add 2 ml of a 150 g/l solution of tartaric acid R. Allow to stand. A white crystalline precipitate is formed.
2 november 2001
Staf Farmaceutische Analyse 5e-jaar