Universiteit Utrecht Faculteit Farmacie


Farmaceutische Analyse

Betrouwbaarheidsintervallen [1]


laatst bijgewerkt op: 14-01-00

Antwoorden vraag 1-6

Vraag 1

Gehaltebepaling met behulp van een HPLC-methode van hydrocortisonacetaat in hydrocortison-clioquinolcrème FNA.

Bereken het betrouwbaarheidsinterval van het gemiddelde gehalte van deze bepaling (95% en 99%) voor de volgende gevonden waarden:

10,1 mg/g; 9,7 mg/g; 10,4 mg/g; 11,5 mg/g; 9,9 mg/g

Vraag 2

Uit de crème in opgave 1, worden nogmaals 5 monsters geanalyseerd. De volgende waarden worden gevonden:

10,3 mg/g; 10,0 mg/g; 10,6 mg/g; 9,9 mg/g; 10,8 mg/g

Bereken het betrouwbaarheidsinterval van de 10 metingen, zowel voor 95% als voor 99% betrouwbaarheid.

Omschrijf in woorden wat het betrouwbaarheidinterval bij deze analyse betekent. Welke factoren beïnvloeden de grootte van het betrouwbaarheidsinterval ?

Vraag 3

Voorafgaande aan een onderzoek wil een fabrikant testen of de apparatuur die gebruikt wordt in een clinical trial, in orde is. De analist ter plaatse voert een ijking uit waarbij zij een bekende hoeveelheid chlordiazepoxide (5,00 mg/ml) meerdere malen analyseert. Zij vindt de volgende waarden:

4,45 mg/ml; 4,51 mg/ml; 4,56 mg/ml; 5,12 mg/ml; 5,44 m g/ml

De vraag is het gehalte chloordiazepoxide tijdens de clinical trial juist kan worden gemeten met deze apparatuur. De hoofdonderzoeker is pas tevreden als de conclusie over de juistheid een maximale onbetrouwbaarheid heeft van 1%.

a). Bereken, met deze onbetrouwbaarheid, of het gevonden gemiddelde significant afwijkt van de ware waarde.

b). Is de gebruikte methode geschikt om het chlordiazepoxide te bepalen?

Vraag 4

Bij een steekproef van 15 gezonde mannen wordt een arteriële bloedgasanalyse uitgevoerd. Men vindt voor de arteriële zuurstofdruk PaO2:

75; 80; 80; 74; 84; 78; 89; 72; 83; 76; 75; 87; 78; 79; 88

Bereken de 95% en 99% betrouwbaarheidsinterval. Van welke veronderstelling wordt hier uitgegaan ?

Vraag 5

Aan 10 vrijwilligers is een fenobarbitalsuspensie toegediend. Na 4 uur is de cumulatieve renale excretie per ml:

0,22; 0,26; 0,20; 0,20; 0,29; 0,24; 0,36; 0,22; 0,22; 0,26

Wat is de intervalschatting voor het populatiegemiddelde, met alfa = 0,01 en 0,05 ?

Vraag 6 In de ziekenhuisapotheek komt een partij hydrocortison binnen. De charge wordt gekeurd volgens de Ph. Eur. III. De gehaltebepaling wordt door een ijverige analiste in 6-voud uitgevoerd. De resultaten zijn als volgt (gehalte in %):

100,1; 98,2; 103,0; 102,7; 99,1; 100,2

  1. Bereken het gemiddelde en de standaarddeviatie.
  2. Aan de analiste een uitspraak doen over het werkelijke gemiddelde van de grondstof?
  3. Welk effect heeft de betrouwbaarheid (a) op deze uitspraak?
  4. De analiste was toch nog niet tevreden over de spreiding van de meetresultaten. Dus herhaalt zij de gehaltebepaling op nog eens 6 monsters uit dezelfde batch hydrocortison. De resultaten zijn als volgt:

    100,2; 101,9; 98,2; 99,1; 103,0; 100,4

  5. Voer vraag a en b nu nogmaals uit.
  6. Beschrijf het effect van het vergroten van het aantal metingen.
[1] (gedeeltelijk) uit: Toegepaste statistiek voor farmaceuten; Farmaceutische laboratoria Rijksuniversiteit Groningen; 1989.
Farmaceutische Analyse 5e-jaar | Hoofdpagina Statistiek

10 september 1999
Staf Farmaceutische Analyse 5e-jaar