Cellulose is in bijna alle oplosmiddelen onoplosbaar en stoort de extracties niet.
Stap 1: Droge extractie met ether. Het pentazocineHCl is niet oplosbaar in ether, acetylsalicylzuur wel. Vervolgens dient de etherlaag drooggedampt te worden, liefst bij lage temperatuur i.v.m. ontleding van het acetylsalicylzuur.
Stap 2: Extractie met water (gebufferd op pH 9.25)/chloroform. Bij deze pH is de stikstof niet meer geprotoneerd, de fenol wordt echter nog niet gedeprotoneerd, zodat het molecuul ongeladen is. Het ongeladen pentazocine zal naar de chloroformlaag gaan. Vervolgens dient de chloroformlaag drooggedampt te worden.
De chromofoor van beide verbindingen bestaat uit een fenylkern met een zuurstof. De aanwezigheid van 1 of 2 zuurstoffenatomen aan de ring zal nauwelijks verschil in spectrum opleveren. Het grootste verschil is dat codeine geen pH-shift vertoont in alkalisch milieu, en pentazocine wel. De fenolgroep zal bij pH>10 deprotoneren, waardoor de chromofoor verandert. Met de methoxygroep in codeine is dit niet mogelijk.
Pentazocine HCl heeft twee pKa's. Die van de amine-groep bedraagt 8,5 en die van de fenolgroep 10.0. Aangezien beide groepen in de geprotoneerde vorm bestaan, kunnen deze niet meer met een zuur reageren. Ook het chloride-ion is in watervrij azijnzuur een te zwakke base om te titreren met perchloorzuur.
De pKa van acetylsalicylzuur is 3,5. Dit is laag genoeg om naast het pentazocine getitreerd te worden, (het verschil is groter dan 4 eenheden). Het eindpunt zal zowel met een geschikte indicator als potentiometrisch te bepalen zijn. De ontleding van de esterverbinding speelt nauwelijks een rol, omdat pas na het eindpunt het titratiemilieu alkalisch wordt.
Voordelen afzonderlijke zetpillen
De "dicycloverine HCl oral solution" bevat naast de werkzame stof ook nog een geschikt smakende basis. Ongeladen stoffen uit deze basis die de identiteitsbepaling mogelijk kunnen storen, worden naar de organische fase geextraheerd.
Het dicycloverine HCl is een zeer apolaire stof (twee cyclohexaan-ringen). In geladen vorm heeft deze stof dus sterk de neiging om als ion-paar naar de organische fase te gaan. In sterk zoutzuur milieu zal het chloride-ion als tegenion meegaan.
Zie ook het antwoord op 8. Bij de gehaltebepaling zal het natriumdodecylsulfaat als ionpaarvormer optreden. Vergelijk de bepaling met een DOSS-titratie.
In ongeladen vorm is het DMG geel gekleurd, in geprotoneerde vorm rood. Voor het e.p. is de chloroformlaag geel, het DMG is dus ongeladen en zit in de chloroformlaag. Na het e.p. is de chloroformlaag rood, het DMG is hier dus geprotoneerd en zal als zit als ionpaar met het natriumdodecylsulfaat in de chloroformlaag.
De basis is de volgende vergelijking:
DMG (geel) + H+ -> DMG-H+ (rood)
DMG = dimethylgeel
Voor het eindpunt is de chloroformlaag geel, want het ongeladen DMG is hierin opgelost. Na het eindpunt zal het DMG-H+ als ionpaar met het natriumdodecylsulfaat naar de chloroformlaag worden geextraheerd en deze verandert naar rood.
Er wordt gevraagd naar de juistheid van de methodes. Met andere woorden: er moet worden onderzocht of de gevonden waarde ver genoeg van de werkelijke waarde af ligt om met 95% betrouwbaarheid te zeggen dat de methode een afwijkend gehalte weergeeft.
Bereken eerst of er een uitbijter tussen de meetwaarden zit:
Q-toets toepassen: ni - ni - 1 / ni - n1
Betrouwbaarheid is 95%, 2-zijdig
GLC-bepaling: (117-104)/(117-95) = 0.59
de kritieke waarde voor n = 6 metingen is 0,56.
Het getal 117 is een uitbijter en wordt uit de meetreeks verworpen. De HPLC-methode bevat geen uitbijters.
Volgens de toetsingsprocedure:
Volgens de toetsingsprocedure:
De herhaalbaarheid wordt uitgedrukt in de standaarddeviatie. Er moeten dus spreidingen met elkaar worden vergeleken.
Volgens de toetsingsprocedure:
10 september 1999
Staf Farmaceutische Analyse 5e-jaar