Universiteit Utrecht Faculteit Farmacie


Farmaceutische Analyse

Toets Analyse van Bereidingen 21 januari 2000

Raadpleeg bij de beantwoording van deze vragen de bijlage.

Raadpleeg ook de uitwerking van dit tentamen.



Vraag 1 (40 punten)

Men onderzoekt het zinkgehalte van zinksulfaat oogdruppels (gemaakt met een hypromellose bevattende oogdruppelbasis) via atomaire absorbtiespectrometrie. Omdat er enige twijfel bestaat omtrent de wijze waarop deze bepaling uitgevoerd moet worden, worden tien verschillende preparaten volgens twee methoden onderzocht.
Eerst wordt het gehalte volgens de methode van standaardadditie bepaald. Hierbij wordt steeds zoveel zoutzuur toegevoegd dat de eindconcentratie 2 M bedraagt.
Vervolgens wordt het gehalte van de preparaten bepaald aan de hand van een ijklijn gemaakt met standaarden bestaande uit een oplossing van zinksulfaat in 2 M zoutzuur.

Monster

Resultaten standaardadditie

Resultaten

ijklijn

1

97,6

95,0

2

100,8

96,4

3

100,8

96,4

4

102,3

99,6

5

99,1

100,8

6

101,8

99,4

7

102,9

49,6

8

97,7

92,7

9

98,3

96,2

10

93,6

88,4

a. Is er bij dit onderzoek sprake van uitbijters ?
b. Bereken of de verschillen tussen de beide toegepaste methoden significant (95% betrouwbaarheidsinterval) zijn.
c. Is de ijklijn-methode gezien de aanwezigheid van hypromellose in de oogdruppelbasisbasis een verantwoorde keuze ?
d. Ziet u in de bij het onderzoek verkregen waarden een ondersteuning van uw antwoord op vraag 1c ?
e. Hoe zouden de uitkomsten via de standaardadditiemethode beïnvloed worden indien er sprake zou zijn van een niet lineaire respons, dat wil zeggen van een afnemende gevoeligheid bij hogere concentraties ?
f. Geven de uitkomsten van het onderzoek een aanwijzing dat er sprake zou kunnen zijn van een dergelijke afwijking van de lineariteit ?
g. Op welke wijze zou u een onderzoek naar afwijkingen in de lineariteit van de respons binnen het toegepaste concentratiegebied opzetten ? Welk (statistisch) criterium zou u gebruiken om de resultaten te beoordelen ?
h. Geef een verklaring voor de sterk afwijkende waarde die bij monster 7 via de ijklijn-methode gevonden wordt.

 

Vraag 2 (20 punten)

Een patiënt vertelt aan zijn apotheker, dat hij via internet uit de VS het onderstaande preparaat ontvangen heeft:

Acetaminophen 500 mg
Dextropropoxyphen hydrochloride 50 mg

Hij deelt mede, dat hij de samenstelling niet vertrouwt en vraagt of de apotheker die verifiëren kan. De patiënt heeft hiervoor 5 capsules ter beschikking.

a. Hoe zou u dextropropoxyphen moeten isoleren om er een IR-spectrum van op te nemen. ( U beschikt over het referentiespectrum van dextropropoxyphen-base uit de BP 1998 ). Welke voorzorgsmaatregelen neemt u bij de isolatie om de kwaliteit van het IR-spectrum optimaal te maken.
b. Kunt u dextropropoxyphen via de UV-absorptie kwantitatief bepalen ?
c. Beredeneer of u voor de gehaltebepaling van dextropropoxyphen hydrochloride een titratie met perchloorzuur in watervrij azijnzuur zou overwegen.
d. Beredeneer of u voor de gehaltebepaling van dextropropoxyphen hydrochloride een titratie met dioctylsulfosuccinaat zou overwegen.

Vraag 3 (15 punten)

De aanduiding "dextro" in dextropropoxyphen wijst op een rechtsdraaiend isomeer.
a. Verklaar aan de hand van de structuurformule hoeveel optische isomeren deze stof heeft.
b. Geef aan hoeveel vlekken zou u maximaal kunnen waarnemen wanneer u een dunnelaagchromatogram van een mengsel waarin alle isomeren naast elkaar zouden voorkomen op een kiezelgelplaat zou maken met een loopmiddel bestaande uit de componenten tolueen, ether, aceton en diethylamine.
c. U beschikt over een geavanceerde polarimeter die rotaties meet via het Faraday-effect. Voor een rotatiebepaling hiermee heeft u minimaal 10 ml oplossing nodig om bij een weglengte van 1 cm de rotatie te bepalen. Welke rotatie verwacht u te meten wanneer u hiervoor één capsule ter beschikking hebt ?

Vraag 4 (15 punten)

Een injectievloeistof met een gedeclareerd gehalte van 10 g tranexaminezuur per 100 ml in water wordt ter onderzoek aangeboden.
a. Beschijf de ladingstoestand van het tranexaminezuurmolecule in waterige oplossing.
b. De Britse Farmacopee (1998) geeft voor de bepaling van tranexaminezuur in injectievloeistoffen het in de bijlage vermelde voorschrift. Waarom wordt bij deze titratie formaldehyde toegevoegd ?
c. Zou men tranexaminezuur ook kunnen bepalen door in plaats van de formaldehydeoplossing een drievoudig volumen (ten opzichte van het volumen aan injectievloeistof ) aan ethanol toe te voegen ?

Vraag 5 (10 punten)

Tranexaminezuur wordt ook voorgeschreven in de vorm van tabletten met een gehalte van 500 mg.
a. Kan tranexaminezuur in dergelijke tabletten bepaald worden door na oplossen in watervrij azijnzuur te titreren met 0,1 M perchloorzuur ?
b. Zou het gebruik van azijnzuuranhydride in plaats van watervrij azijnzuur als oplosmiddel voor deze titratie aan te bevelen zijn ?

 

Bijlagen

Acetaminophen

C8H9NO2 151.2 UV-spectrum
pKa: 9,5
Specific absorbance: 668 (245 nm) in ethanol.
A white, crystalline powder, sparingly soluble in water, freely soluble in alcohol, soluble in acetone, very slightly soluble in ether and in methylene chloride.

Dextropropoxyphen hydrochloride


C22H29NO2,HCl 375.9 UV-spectrum
pKa: 6.3
Specific absorbance: 12 (257 nm) in 0,1 M hydrochloric acid
Specific optical rotation: 52� to 57�.
A white or almost white, crystalline powder, very soluble in water,
freely soluble in alcohol, practically insoluble in acetone and ether.

Tranexaminezuur


C8H15NO2 157.2
pKa: 4,5 and 10,5
CHARACTERS: A white, crystalline powder, freely soluble in water and in glacial acetic acid, practically insoluble in alcohol and in ether.

Assay Tranexamic Acid Injection

To a volume containing 0.1 g of Tranexamic Acid add 50 ml of water and adjust the solution to pH 7.0 with 0.1M sodium hydroxide or 0.1M hydrochloric acid . Add 25 ml of formaldehyde solution , previously adjusted to pH 7.0, and 20 ml of 0.1M sodium hydroxide VS and titrate with 0.1M hydrochloric acid VS determining the end point potentiometrically. Repeat the operation without the injection. The difference between the titrations represents the amount of sodium hydroxide required. Each ml of 0.1M sodium hydroxide VS is equivalent to 15.72 mg of C8H15NO2.


Farmaceutische Analyse 5e-jaar |

31 maart 2000
Staf Farmaceutische Analyse 5e-jaar